Er zijn heel duidelijk regionale patronen zichtbaar, wat aangeeft dat de verspreiding van het virus duidelijk samenhangt met het weer in die regio’s.
Mijn start van de data-analyses over de verspreiding van COVID-19 kwam doordat ik eind februari – begin maart zag dat het virus zich eigenlijk alleen aan het verspreiden was in de gebieden met een bepaald winterweer. Dat bleek zich voor te doen boven de 30 graden noorderbreedte bij temperaturen tussen de 4 en 12 graden en een specifieke luchtvochtigheid van onder de 6g/kg.
Toen ik naar de verklaringen daarvan zocht, kwam ik influenzastudies tegen in de afgelopen 15 jaar, waarbij bleek dat mensen in die gebieden, door die weersomstandigheden, vaker in gesloten ruimtes verbleven en dat de lage luchtvochtigheid die er dan was, ervoor zorgde dat het influenzavirus lange tijd in de lucht kon blijven hangen.
Dat we in West-Europa tussen juni en augustus weinig gevallen hadden, hing daarmee samen.
covid-19 heeft de griep Wat sociale geografie toevoegt aan het indammen van COVID-19 Overtuigend bewijs: vergeet de grote druppels en de lockdowns
Opmerkingen
0 opmerkingen